Sport, het medisch wondermiddel?
Deze week verscheen in Scientias weer een nieuw artikel waarin sporten bij mentale klachten als depressie en angst tot wel 1,5 keer meer effectief is dan medicijnen en therapie. Ze baseren deze conclusie op een systemische review en een meta-analyse, uitgevoerd door onderzoekers van de University of South Australia. Daarbij vergeleken zij 97 studies, 1039 experimenten en bijna 130.000 proefpersonen en komen vervolgens tot deze opmerkelijke conclusie. Mooi toch? Of niet.
Wat ons betreft is de cruciale vraag: welk onderliggend werkingsmechanisme hebben zij nu eigenlijk gevonden? Is hoogintensieve sport daadwerkelijk het ultieme geneesmiddel voor veel van de grote fysieke en mentale gezondheidsproblemen waar wij als samenleving mee worstelen? Wij waren, zijn en blijven sceptisch. Een verkeerde interpretatie kan namelijk veel ellende veroorzaken, onder een toch al zeer kwetsbare doelgroep. Om die reden, nemen wij de pen nu ter hand en mengen wij ons in de discussie. Wat werkt nu echt: is het sport of (leren) competent te leven?
Grote vragen en nog grotere vraagtekens
Als praktijk plaatsen wij dus een aantal vraagtekens bij de claims in het artikel. Zo werd het effect gevonden bij 3x (hoog)intensief sporten voor gedurende 12 weken. Dat is een veel te beperkte tijdsspanne. Wat de heilzame effecten op de lange termijn zijn, laat het onderzoek onbesproken. Als dit onderzoek dus wat zegt, is dat sporten kan helpen. Dit wisten wij al. Wij zijn als praktijk vooral geïnteresseerd in die interventies die aantoonbaar voor onze doelgroep werken. Dat betekent: werkzaam voor langere duur, 12 maanden en langer. Daar geeft dit onderzoek geen antwoord op. De conclusie is dus te beperkt. Maar er zijn meer problemen.
Zoals dat in het genoemde artikel kort en middellang intensief sporten een groter effect sorteert dan lang en laagintensief sporten. Dit is strijdig met net zoveel onderzoeken die juist een tegengesteld effect vinden. De vraag is: wat hebben ze nu eigenlijk gemeten? Laten wij een gooi doen. 3x per week hoog intensief sporten vraagt om een extreme fysieke en mentale inspanning. Die moet je kunnen volhouden, fysiek en mentaal. Het vraagt dus om toewijding en dus om motivatie om een dergelijk inspannend programma te kunnen volbrengen, ook voor 3 maanden. Dat vraagt om het vermogen tot lijden, waarbij de tolerantiegrens voor uiterst oncomfortabele fysieke en mentale situaties hoog gelegd wordt. Dat moet je (leren) aankunnen, want anders houd je deze mate van inspanning geen 3 maanden vol.
Hiertoe in staat zijn is in strijd met het klinisch beeld van een (ernstige) depressieve stoornis; daar komen wij later nog op. Zelfs als deze mate van mentale veerkracht wel aanwezig zou zijn, dan nog is het de vraag of het gestelde extreme effect rechtstreeks toe schrijven valt aan ‘hoogintensieve sport’. Een veel betere verklaring zou gevonden kunnen worden in het feit dat de tolerantie voor fysiek en mentaal lijden is toegenomen. Ditzelfde effect wordt immers ook gevonden bij ‘ijsbaden’. Deze groep wordt bijvoorbeeld steevast geassocieerd met een sterk verbeterde immuniteit. Deze conclusie kwam voort uit een inmiddels beroemd geworden bedrijfsonderzoek, waarin van twee groepen werknemers er een groep was die een ijsbadtraining aangeboden kreeg. Vrij vertaald was de onderzoeksvraag of ijsbadtraining daadwerkelijk het immuunsysteem versterkt.
Toegenomen tolerantieniveau
Het was het inderdaad zo, dat onder de groep werknemers die de training volgde het ziekteverzuim sterk was teruggedrongen. Dat leek een bevestiging van de claim: verbeterde immuniteit. Uit bloedwaardeonderzoek bleek echter helemaal geen aantoonbare verbetering van het immuunsysteem. De verklaring wordt uiteindelijk gevonden in een toegenomen tolerantie voor ongemak onder de groep ijsbaders. Kou is namelijk een uiterst onaangename sensatie, dat om een hoog tolerantieniveau vraagt. Dat vermogen kou te doorstaan kun je trainen. Beter kunnen lijden, bleek een betere voorspeller in verzuimpreventie dan een ijsbad.
Dat hoogintensief sporten een extreem beter effect sorteert op depressieve klachten, zou wat ons betreft dan ook beter verklaard kunnen worden vanuit dit werkingsmechanisme, te weten: een toegenomen tolerantiegrens (voor geestelijk lijden). Maar dan geldt toch ook weer, dat het extreme effect niet geisoleerd toegeschreven kan worden aan hoogintensieve sport aangezien een aanzienlijk minder intensieve interventie, zoals het ijsbad, exact hetzelfde effect kan sorteren. Dit gegeven maakt dat de gekozen interventie ondergeschikt raakt aan het doel. En dat de interventie slechts nog een katalysator is voor andere, meer in de persoon gelegen mentale processen.
Processen waarover vrij recent nog is gepubliceerd, in die zin dat zij veel meer in ‘nature’ liggen (meer specifiek: intra-uteraal) dan in ‘nurture’ (lees: socialisatie). Gedrag, houding en dus lijdensdruk is in dat geval voor een interventie als hoogintensief bewegen nog maar beperkt beinvloedbaar. Het valt niet hard te maken, maar dit zou ook kunnen verklaren waarom intensieve beweegprogramma’s zelden tot nooit bereikt het doelgroepen die juist het meest baat hebben bij dergelijke programma’s. Doch altijd die doelgroepen weten te bereiken die deze interventies nu juist het minst nodig hebben. Primair doordat deze groep mensen van nature al gemotiveerd zijn om zichzelf tot het uiterste te drijven. Met zoveel motivatie en toewijding is effect vooraf vrijwel gegarandeerd.
Bewegen en ons brein
In de onderbouwing van gezondheidsclaims wordt steevast verwezen naar een verandering in biomarkers als hormonen: cortisol en adrenaline en/of neurotransmitters: endorfine, dopamine en serotonine. Stoffen, waarvan de productie georkestreerd wordt door het brein. Dat brengt ons bij de vraag. Is beweging goed voor ons brein?
Er is een grove relatie gevonden tussen lichaamsmassa en de grootte van ons brein. Zo heeft de olifant veel meer spiermassa dan de mens. De olifant beschikt dus ook een veel groter brein dan wij. Dit ondersteunt de gedachte dat evolutionair gezien het brein vooral is ontstaan om fysieke voortbeweging te faciliteren. Dit zou ook de gedachte kunnen ondersteunen dat bewegen goed is voor het brein. Dat is op zich best een populaire en op het oog ook logische gedachte. De stelling is wel beperkt houdbaar, doordat tot op heden hiervoor nog ten hoogste slechts een correlatie is gevonden. We weten ook, correlatie veronderstelt nog geen causatie. De effecten zijn dus hooguit in samenhang gevonden. Maar of het ene ook het andere direct beïnvloedt en verandert, dat is toch nog steeds vatbaar voor academische discussie.
Veel depressie onder topsporters
Hoe dan ook, correlatief of niet, er worden enige gunstige effecten worden geregistreerd. Daarmee onderschatten wij dus nergens het positieve effect van sport en bewegen op de fysieke en/of mentale gezondheid. Tegelijkertijd waarschuwen wij ook voor te veel enthousiasme, waarin het effect van sport en bewegen op ons mentaal welzijn doorlopend wordt overschat. Als er immers al effect wordt gevonden, dan is het voor discussie vatbaar wat het onderliggend werkingsmechanisme is.
Het menselijk lichaam en zeker ons brein is immers nog steeds een complex orgaan. Ernstige depressie wordt ook gediagnosticeerd bij mensen waarvan na labonderzoek is gebleken dat de spiegels aan relevante hormonen en neurotransmittors gewoon nog prima op orde waren. Als sport en bewegen zo gunstig inwerkt op depressie, dan is het op haar minst verbazingwekkend dat de incidentie van ernstige invaliderende mentale klachten als depressie en angst met name ook onder topatleten zeer hoog is. Het is op haar minst strijdig met kernboodschap van het artikel, namelijk dat: kort tot middellang hoogintensief bewegen goed inwerkt tegen depressie.
Is het depressie, of deprivatie?
Op dit specifieke thema zijn er ons betreft te veel variabelen aanwezig die ruis brengen in het vinden van een verklaring van het daadwerkelijk werkingsmechanisme. Hoe ernstig was bijvoorbeeld de vastgestelde depressie? Wij hadden het hierboven al aangetipt. Ernstige depressieve stoornissen en hoogintensieve beweegprogramma’s zijn en blijven een ongelukkige combinatie. We weten namelijk, dat mensen met een ernstige depressief stoornis vaak onbereikbaar zijn en blijven voor zware, uitdagende beweegprogramma’s. Daar waar zij wel te mobiliseren zijn, is de aanwezige therapietrouw notoir laag waardoor programma’s uiteindelijk toch vooral uitblinken met een hoog voortijdig uitvalpercentage. Hetgeen te allen tijde gepaard gaat met een nog grotere gezondheidsschade dan bij aanvang het programma. Kortom, bezint eer gij begint.
Laten wij overigens hier meteen ook pleiten voor een grondige herwaardering voor de diagnose: depressie. Te vaak wordt de diagnose depressie als containerbegrip opgevoerd, terwijl er onderscheid gemaakt moet worden tussen mensen met depressieve klachten en mensen die lijden aan een depressieve stoornis. Immers, depressieve klachten verschilt wezenlijk in lijdensdruk en behandeling van een depressieve stoornis. Zo lijdt Mike Bode, de bekende Nederlandse pianist en standup comedian, aan een depressieve stoornis. Hij heeft zijn leven te danken aan medicatie. Mensen met depressieve klachten reageren veel minder sterk op medicatie. Daar spelen andere, wat ons betreft in de volksmond toch meer leefstijlgebonden factoren mee. Een vitaliteitstherapeut zal hierin overigens een ‘hardcore’ vitaliteitsvraagstukken in herkennen. Dat laten wij hier even buiten beschouwing.
Als wij de conclusies van het onderzoek mogen geloven dan is er juist op het domein van de depressie een ‘extreem effect’ gevonden, te weten: 1,5x meer effectief dan een geneesmiddel of therapie. Dit roept natuurlijk vragen op over de ernst en omvang van de depressieve stoornis onder de onderzochte onderzoekspopulatie. We mogen veronderstellen dat de groep ernstige depressieve stoornis buiten het bestek van het onderzoek is gevallen en dat de populatie zich richt op de groep lichte tot milde klachten. Dergelijke depressieve klachten kunnen ook vertaald kunnen worden naar tekorten. Ofwel, deprivaties. En deprivaties kunnen, indien onbehandeld, werkelijk ernstige en langdurige depressieve klachten geven. Maar klachten, hoe ernstig ook, maakt het nog geen stoornis.
Denk aan omvangrijke zelfzorgtekorten. Geldgebrek, gebrek aan sociale contacten, slaapgebrek, beweegarmoede, gebrek aan mentale en fysieke ontplooiingsruimte, enzovoorts. Hiervan is bekend dat het allemaal voedingsbodem is voor het ontwikkelen van depressieve klachten. Vastzittende emoties zoals die gelden bij verstoorde rouw of chronisch verdriet, kunnen forse depressieve klachten geven. De nodige tijd vrijmaken en aandacht geven aan verdriet kan verlichting geven. Ook het versterken van competenties die de autonomie versterken, sorteert een positief effect op depressieve klachten. Het is een vorm van effectieve zelfzorg. En tekorten in fysieke, sociale en emotionele hygiene kunnen op termijn schadelijk zijn voor de fysieke en geestelijke gezondheid. Leidend tot depressieve klachten. Terug naar het onderzoek? Wat hebben de respondenten naast het sporten gedaan? En is hiervoor gecorrigeerd? Het onderzoek geeft hier geen antwoord op.
De omgeving is ook belangrijk
Het onderzoek zegt niets over de omgeving waarin gesport is. Meer specifiek, als er in de buitenomgeving is gesport dan kan het gevonden heilzame effect van sport ook verklaard worden vanuit de omgeving. Want, van sporten in de buitenomgeving is onomstotelijk bewezen dat dit inderdaad extreme resultaten op het mentale welzijn geeft. Dit strekt zover als dat mensen maar hoeven te kijken naar een natuurposter. Het kijken naar een plaatje van de natuur activeert al het parasympathisch systeem, waardoor het stressniveau daalt. Daarvoor hoef je dus niet geeneens daadwerkelijk fysiek in de natuur zijn. Zelfs bij het horen van natuurgeluiden wordt dit kalmerende effect gevonden.
Het is echter wel aantoonbaar veel beter om wel in fysiek in de natuur aanwezig te zijn. Het versterkt het immuunsysteem en verlaagt aantoonbaar de bloeddruk. Planten blijken hierin een belangrijke rol te spelen middels de afgifte van fytonciden. In de lucht rond water, bergen en bossen zijn hogere concentraties van negatieve ionen gevonden. Deze blijken zelfs een heilzaam effect te sorteren op depressieve klachten. In het onderzoek wordt verwezen naar het ‘rondje door het park’. Dan geldt de Gouden Regel van De Wandelcoach. Van de natuur word je beter. Van Wandelcoaching is dat nog maar de vraag. Omgezet naar dit onderzoek zou dan gelden. Van de natuur word je wel beter. Van hoogintensief sporten, is dat nog maar de vraag. En vragen hebben wij.
Zeker als wij de gevonden resultaten omzetten naar de gekozen beweegvorm. Ook daar wordt niets over gezegd. Laten wij dan maar verwijzen naar een Cochrane studie (Cooney GM 2013) dat de gevonden effecten van in dit geval Running Therapy mager tot niet bestaand is. Vervolgens blijkt uit diezelfde studie ook nog eens dat krachtsport het qua heilzame werking bijvoorbeeld wint van hardlopen.
Competent leven is de sleutel
In de jaren dat wij als praktijk actief zijn, merken wij dat intussen vele tientallen ‘quick fixes’ langs gekomen zijn. Telkens is het weer wat anders. Van Mindfulness tot Intermittant Fasting. Van Forest Bathing tot het nemen van ijsbaden. Ook zo’n beetje alle beweegvormen kwamen langs. Van wandelen, langzame duurlopen tot vandaag: hoogintensief sporten. Op zichzelf moet het allemaal leiden tot die ene fix die het leven plotseling de moeite waard maakt. Maar, zo werkt het niet. Zo blijkt keer op keer. Wat werkt dan wel?
Volgens De Wandelcoach ligt de sleutel in het competent gaan (leren) leven. Dat wil zeggen, competent gaan leren leven in verenigbaarheid met het leven in het algemeen en jouw persoonlijk leven in het bijzonder. Het is gaan leren leven in harmonie met jezelf en jouw sociale en natuurlijke omgeving. Het soort leven dat jij voor jezelf omschrijft als waardevol en belangrijk. Zodanig ingericht, dat je dit leven ook duurzaam kunt volhouden. Hoogintensief sporten kan een onderdeel daarvan zijn. Omdat het over jou gaat en over hoe jij in het leven staat. Dat is een persoonlijke afweging. Meer ook niet.
Conclusie: Als het te goed klinkt om waar te zijn…
Het artikel roept dus meer vragen op, dan dat zij antwoorden geeft. Dit is een belangrijk gegeven dat aanspoort tot bescheidenheid. Als professionals komen wij dagelijks in contact met kwetsbare mensen. Als professionals hebben wij ook veel macht. Als wij het aandurven om bij hoge lijdensdruk zulke hoogwaardige gezondheidseffecten te communiceren bij kwetsbare mensen, dan is het zaak dat er sprake is van bewezen effect die vooral de wetenschappelijke toets van replicatie kan doorstaan.
Aan die voorspellende waarde van dit onderzoek hebben wij ernstige twijfels. Dat is ernstig, want dan komt het volle gewicht van de bewijslast bij onze vaak zeer kwetsbare klanten te liggen. Blijft effect uit? Dan hebben zij er weer faalmoment bij. En dat is dramatisch. Want als een interventie extreem veel effect sorteert bij heel veel mensen, maar nu net even niet bij hen, wat zegt dit dan over hen? Het is goed om als professional nederig en bescheiden te blijven. Want als het te goed klinkt om waar te zijn? Dan is het vaak ook zo.